1- Inleiding Een artikel bij NieuwLied over psalmzingen: waarom is dat nou interessant? NieuwLied staat toch voor vernieuwing, juist ook op muzikaal gebied? Waarom moet je het dan nog over die oude psalmen hebben? Wie echter wil vernieuwen moet begrijpen waar hetgeen hij wil vernieuwen vandaan komt. Als NieuwLied het “aanbidden op bijbelse wijze” als een van haar pijlers benoemt, dan kan ze niet om de psalmen heen als leidraad in wat bijbelse aanbidding is.
De psalmen hebben in de historie van Israël en de kerk van alle eeuwen immers zeer goede papieren, waarin poëzie en Gods woord samensmelten tot liederen met een enorme rijkdom aan aanbidding.
En als je erin duikt kom je erachter dat de historie van de Psalmen in de Nederlandse kerken zich ook laat lezen als een verhaal van vernieuwing. Juist van belang voor NieuwLied dus!
2- De plaats van samenzang en psalmen ten tijde van de reformatie De 150 psalmen uit onze bijbel zijn al heel oud, en hebben altijd al een plaats gehad in het hart van Israël en van de kerk vanaf haar vroegste historie. Niet voor niets schrijft Paulus in Kol. 3:16 (NBV): “Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft.”
Ook in de Rooms katholieke kerk van vóór de reformatie werden psalmen gezongen. Ten tijde van Luther was het in de katholieke kerk gebruikelijk dat de muziek door een zangkoor werd verzorgd en een hoog-liturgisch karakter had. Het kerkvolk zelf zong (vrijwel) niet in de mis. En bovendien waren de gezangen niet in de eigen volkstaal maar in het Latijn.
Dit is één van de elementen in de Roomse kerk waar de Reformatie zich tegen verzet: de gemeente moest in de eredienst kunnen spreken en zingen, niet slechts toeschouwer zijn.
De reformatie maakt dat de gemeente weer zelf gaat zingen, en (zeker zo belangrijk) in haar eigen taal. Daarbij kiest men in de Calvinistische traditie vrijwel uitsluitend voor de psalmen. Duidelijk anders is dat in de Lutherse traditie, waar vanaf het begin ook gezangen naast de psalmen een belangrijke rol hebben.
Calvijn stelde juist de psalmen zo centraal omdat zij het Woord zelf waren: wat kon je beter zingen dan dat? Zoals hij het stelde: "Het psalmboek is een anatomie van alle delen van de ziel."
Calvijn is dan ook een van de drijvende krachten geweest achter het vertalen van de Psalmen in het Frans (de voertaal in Geneve waar hij toen werkte).
Voor deze psalmen werden ook nieuwe melodieën gecomponeerd (er zijn dus geen melodieën geleend uit de populaire liedcultuur van die tijd, hoewel dat soms wel wordt beweerd). In 1539 werden de eerste 19 psalmen uitgegeven, in 1562 waren ze alle 150 gereed. Vanuit Genève vonden ze hun weg door de wereld van de reformatie.
De melodieën van deze psalmen zingen we heden ten dage nog (zo’n 450 jaar oud!), maar we zingen ze niet in het Frans! We zingen in het Nederlands, en dat heeft zo zijn eigen historie, waar we hieronder in grote stappen (zonder volledig te willen zijn) even doorheen gaan …..
3- Historie van de psalmenzang in Nederland na de reformatie – geschiedenis van een moeizame vernieuwing 1540 - Souterliedekens Het Nederlandse taalgebied beschikte al vanaf 1540 over een volledig berijmd Nederlands psalter, de zogenaamde souterliedekens (souter = psalter), volgens de overlevering vervaardigd door de Utrechtse edelman Willem van Zuylen van Nieveld (overleden in 1543). De souterliedekens maken (in tegenstelling tot de Geneefse psalmen) wél gebruik van een grote verscheidenheid aan populaire eigentijdse liedmelodieën, genoteerd zoals rond die tijd gangbaar, niet speciaal bewerkt en/of aangepast aan de toepassing als psalmmelodie. Deze psalmen worden door de Antwerpse uitgever Symon Cock in 1540 uitgegeven onder de titel Souterliedekens ghemaect ter eeren Gods op alle die Psalmen van David en vinden al spoedig grote verbreiding. De bundel ademt duidelijk een reformatorische geest, maar draagt tegelijkertijd het privilege van de katholieke overheid. Het staat vast dat de souterliedekens verspreid zijn geweest in reformatorische kringen.
1551 - Jan Utenhove Jan Utenhove schreef een psalmboek voor de Nederlandse gemeente in Londen. Ook in Nederland zelf is dit psalmboek enkele jaren gebruikt. Het ouderwetse taalgebruik en de muziek, afgeleid van de Duitse liturgie en gezangen, sloegen niet aan in de Nederlandse kerken.
1566 - Petrus Datheen De geestelijke Petrus Datheen was een populaire dominee en een goede prediker. Hij wordt wel de Calvijn van de lage landen genoemd. Hij schreef o.a. een psalmberijming met alledaagse taal uit die tijd, op de melodieën van het Geneefse psalmboek. Sinds enkele jaren was het Geneefse psalmboek (in de Franse taal) heel bekend geworden in de Nederlandse kerken en daardoor kenden de mensen de melodieën al. In een korte periode werden de psalmberijmingen van Datheen ingevoerd en gebruikt door vele kerken, zelfs voordat de synode toestemming had gegeven. In vergelijking met andere psalmboeken uit die tijd is het taalgebruik en de muziek van Datheen van hogere kwaliteit. Toch lijkt het er achteraf op dat de vertaling van Datheen té snel tot stand is gebracht, in die zin dat de ritmiek van de melodie en die van de vertaling niet goed samenliep. De zangpraktijk in die dagen was om onbegeleid te zingen (het orgel was nog in de ban tot laat in de 17e eeuw), vaak wel met behulp van een voorzanger. Deze elementen hebben er waarschijnlijk in hoge mate toe bijgedragen dat er zeer langzaam werd gezongen en in iso-ritmiek (alle noten even lang). Tussenspelen waren zeer gebruikelijk om het kerkvolk weer op adem te laten komen: niet alleen tussen de verzen maar vaak aan het eind van iedere regel. Zo bleef wel de melodische inhoud van het Geneefse psalter bewaard, maar de ritmiek ging in de praktijk geheel verloren. Naast de psalmen werden slechts een beperkt aantal hymnen gezongen. De Synode van Dordrecht van 1619 heeft deze praktijk formeel in de kerkorde vastgelegd.
1580 - Marnix van St. Aldegonde Marnix van St. Aldegonde had opgemerkt dat de berijming van Datheen goed bij het dagelijks taalgebruik aansloot, maar niet voldoende bij de originele Hebreeuwse tekst. Het psalmboek van St. Aldegonde was dichter bij de grondtekst, maar de gebruikte taal was ouderwetser. In plaats van Gij en U werd Du en Dij gebruikt. Dit was een reden dat dit psalmboek nooit geaccepteerd is in de kerken.
1773 - Statenberijming Na 200 jaar was het Datheense psalmboek niet zo modern meer. Verschillende personen maakten andere berijmingen, maar deze situatie werd ongewenst geacht. De Nederlandse regering (het beginsel van scheiding tussen kerk en staat zoals we dat nu kennen speelde nog niet!) besloot om de meest geschikte berijming te selecteren. Het psalmboek bevatte alle 150 psalmen met wederom de originele Geneefse melodieën. Toegevoegd werden 9 gezangen, waarvan enkele ook al voorkwamen in het Geneefse psalmboek van Calvijn (in het Frans). De Staatsdwang bij het invoeren van de nieuwe psalmberijming in 1774, maar vooral de dwang om op verkorte (meer ritmische) wijze te zingen, in het jaar 1776, leidde tot hevige protesten. Daarbij werden alleen de eerste en de laatste noot van een regel “lang” gezongen, terwijl de tussenliggende noten in “korte” iso-ritmiek werden gezongen. De oorspronkelijke ritmiek van de Geneefse psalmen was hiermee dus nog niet hervonden. Het zou nog duren tot begin 20e eeuw (!) voor het zingen in de oorspronkelijke ritmiek algemeen ingang vond.
In de tijd van het invoeren van de statenberijming en de verkorte zangwijze was wat je zong en hoe je het zong bepaald niet neutraal – en soms was de prijs voor een bepaalde keuze zeer hoog. De straf voor hen die trouw waren aan de oude psalmen en de oude zangwijze, was geseling, beboeting, gevangenschap en verbanning. Voor een zeer levendige beschrijving van deze periode zie “het psalmenoproer” van Maarten ’t Hart.
In deze periode was het orgel inmiddels het gebruikelijke instrument geworden als begeleiding bij de samenzang.
1972 – Vertaling van Ida Gerhard en Marie van der Zeyde. Deze vertaling uit het Hebreeuws werd opgenomen in de Willibrordvertaling die in 1975 verscheen. Deze Psalmen zijn ook opnieuw getoonzet, en worden nog dagelijks gezongen door Benedictijner en Cisterciënzer monniken en vele andere kloosterlingen.
1973 - Liedboek voor de Kerken Een oecumenisch comité van verschillende kerkgenootschappen publiceerde in 1961 de psalmberijming van het Liedboek voor de Kerken. De teksten van de psalmen waren volledig herzien, slechts één couplet was hetzelfde als in de Statenberijming. In deze berijming is de interpretatie van de onberijmde bijbeltekst niet altijd even nauwkeurig. Ook bij deze bewerking zijn de melodieën uit Geneve wederom ongewijzigd in gebruik gebleven. Naast de psalmen bevat het Liedboek 461 gezangen. Inmiddels is een commissie aangesteld om een nieuw gezangenboek voor te bereiden als opvolger van het huidige Liedboek voor de Kerken.
2004 – Psalmen voor nu Een team dichters, hebraici en componisten is al een aantal jaren aan de slag met een nieuwe aanpak van de psalmen: Psalmen voor nu. Grote breuk met de boven geschetste historie is niet alleen een nieuwe berijming (wat al heel geregeld is gedaan zoals we zagen), maar ook een nieuwe toondichting op eigentijdse muziek . Overigens niet met de ambitie de oude psalmen te vervangen, wel om er een voor de moderne mens aansprekende vorm naast te zetten. Ook is het een project op particulier initiatief, er is ditmaal geen kerkelijke binding of toezicht.
4- Lessen voor het heden: historisch besef van de muziekcultuur waarin New Wine opereert. Uit het voorgaande wordt duidelijk dat de historie van de psalmen in Nederland na de reformatie er een is van vele herzieningen en soms grote moeiten en emotie. En dat zit diep verankerd in het wezen van vele kerken.
Enige kennis van deze achtergrond kan ons helpen meer te begrijpen waar de weerstanden vandaan komen in de gemeenten waar aan muzikale vernieuwing wordt gewerkt.
Want opwekkings- en aanbiddingsliederen landen mede daarom soms zo moeilijk omdat men met referentie aan de breedte en diepte van de psalmen vreest voor:
* verdringing van de gezongen psalmen door andere liederen van een mindere diepgang en lagere poëtische kwaliteit; * teveel accent op Christus en de Geest en te weinig op God de Schepper, de Rechtvaardige Rechter, de Heilige en Eeuwige; * teveel eenzijdige nadruk op een ervaringsgerichte spiritualiteit.
Dat geldt overigens ook voor de invoer andere liederen naast de psalmen; veel gezangen uit het liedboek zijn ook nu nog niet overal geaccepteerd.
Waar we als muzikanten ons sterk maken voor muzikale vernieuwing moeten we er daarom voor zorgen dat we: * de psalmen niet verdringen, maar ten volle meenemen in nieuwe muzikale vormen (net zoals overigens de nodige gezangen) * liederen die we zingen steeds kritisch op bijbelse inhoud toetsen (en dat geldt niet alleen voor Opwekking) * thematisch niet eenzijdig worden, maar zingen over alle onderwerpen die in de volle breedte van het leven met de drie-ene God thuishoren.
5- Tot slot Van Calvijn is de uitspraak: “Er wordt in de kerk op twee manieren gebeden, de ene manier is alleen met woorden; de andere met zingen. En in de praktijk zien we dat het zingen grote kracht heeft om het hart der mensen te bewegen en met min of meer vurige ijver te ontsteken om God aan te roepen en te loven.”
Het is dus niet teveel gezegd dat de samenzang wezenlijk bijdraagt aan het geestelijke leven van de gemeente. Ondanks dat is de historie van muziek, zang en samenzang in de kerk door de eeuwen heen er een van vallen en opstaan, vaak gepaard gaan met veel moeiten en strijd. Het behoud van de inhoud van Gods woord versus vernieuwing in vorm van taalgebruik en muziekstijl ging nooit zonder slag of stoot (letterlijk soms zoals we zagen).
De historie van het psalmzingen in onze kerken is ook een blik op het spanningsveld tussen behoud en vernieuwing – en daarmee een leerrijke inzage in hoe diep dat spanningsveld soms gaat in ons midden.
Als muzikanten moeten we beseffen hoe diep dit soms zit. Niet om ons daardoor te laten weerhouden om vernieuwing na te streven, maar wel om te beseffen dat vernieuwing vraagt om tijd en zorgvuldigheid. En om rekening te houden met de gevoelens en (soms onuitgesproken) angst waar verandering zonder historisch besef toe zou kunnen leiden. door Antoine Houben. (verscheen ook op de website van New-Wine.)
|